top of page

In de 19e en 20e eeuw waren veel Nederlandse soldaten in Indië gestationeerd. “In 1860 waren er volgens de Koloniale Verslagen in geheel Nederlands-Indië op een totaal van 22.663 Europeanen slechts 623 in Nederland geboren vrouwen.” Om dit ‘gat’ op te vullen namen de meeste immigranten een “Njai” in huis. De Indonesische vrouwen konden de Nederlanders wel bekoren. In de eerste plaats moesten deze meisjes de Nederlandse mannen vergezellen, voor ze koken en huishoudelijke taken verrichten. Er wordt geschat dat ongeveer de helft van de Europese mannen in concubinaat geleefd zou hebben. De inheemse meisjes waren volgzaam, onderdanig en deden hen exotisch aan.

 

Er had zich een arbeidsmarkt ontwikkeld op het gebied van huishoudsters en bedienden met een enorm vraag en aanbod.  Een Njai was kwetsbaar. Zij had geen rechten, bijvoorbeeld op haar kind of op haar baan, slechts plichten. De mannelijke kolonisator stond boven de nederige inheemse vrouw.

 

De mate waarin een Njai werd toegelaten tot de familie en de manier waarop ze behandeld werd, hing af van de gezinssamenstelling. Wanneer een Njai in dienst was van een alleenstaande kolonist, dan was zij vaak zowel gezelschap als dienstmeid als concubine. In de Europese families was haar rol meer op de achtergrond. Getrouwde vrouwen hadden geen behoefte aan een overspelige man en lieten de Njai’s goed merken wie er de baas was. Een ideale Njai bewoog zich geruisloos op haar blote voeten over de vloer. De man merkte alleen  dat ze hier of ginder geweest was aan de orde van al de dingen en de zindelijkheid. Wanneer een Njai zich bevond in een Nederlands-Indisch gezin, maakte zij vaak veel meer deel uit van de familie. Haar kinderen werden binnen de familie grootgebracht, de vrouw des huizes vroeg de Njai om raad.


De sarong en kebaya staan symbool voor de Indonesische mode: Een wikkelrok die tot op de enkels valt met een lange geknoopte, vaak witte, blouse tot op de heupen. Van oudsher was dit een kledingcombinatie die slechts gedragen werd door de adel en de hogere klassen in de samenleving, niet door bedienden. Het inlandse volk liep doorgaans met ontbloot bovenlijf en wikkelrokken.
Tijdens de koloniale periode in Nederlands-Indië speelde deze kleding een belangrijke statusrol. De Indonesische huishoudsters onderscheidden zich in hun kleding en functie om het verschil met de slaven en de eigen inheemse bevolking te benadrukken. De Njai's droegen daarom een sarong en wiite kebaya terwijl de 'gewone' slaven gekleurde kebaya's bij de sarong droegen.

Sarong en kebaya
bottom of page